15 augustus 1997
Hoe dient men deze zo vaak door de Kerkvaders herhaalde uitspraak te interpreteren? In positieve zin geformuleerd betekent dit dat alle heil komt van Christus, het hoofd, via de Kerk, die Zijn lichaam is.
Het Concilie leert, daarbij steunend op de heilige Schrift en de Overlevering, dat deze pelgrimerende Kerk noodzakelijk is voor het heil. Alleen Christus is immers de Middelaar en de weg van het heil en in zijn lichaam, de Kerk, komt Hij onder ons tegenwoordig. Door ons uitdrukkelijk de noodzakelijkheid van geloof en Doopsel in te scherpen heeft Hij tevens de noodzakelijkheid bevestigd van de Kerk zelf, waarin de mensen door de deur van het doopsel binnengaan. Daarom kunnen die mensen niet gered worden die heel goed weten dat God door middel van Jezus Christus de katholieke Kerk als noodzakelijk gesticht heeft, toch weigeren haar lid te worden of te blijven van deze Kerk. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14. vert. uit. Lat.
Deze woorden slaan niet op hen die buiten hun schuld Christus en zijn Kerk niet kennen:
Immers, wie zonder schuld het Evangelie van Christus en zijn Kerk niet kennen, maar toch met een oprecht hart God zoeken en zijn wil, zoals het geweten hun die voorhoudt, onder invloed van de genade metterdaad trachten te volbrengen, die kunnen het eeuwig heil verwerven. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16. vert. uit Lat. Vgl. Heilig Officie, Aan de Aartsbisschop van Boston (8 aug 1949)
"Ofschoon God langs wegen die Hem bekend zijn, de mensen die zonder hun schuld het evangelie niet kennen, tot geloof kan brengen "zonder welk het onmogelijk is aan Hem te behagen" (Heb. 11, 6), rust toch op de kerk de plicht om "alle mensen" te evangeliseren en heeft zij daartoe ook het heilig recht". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7. vert. uit Lat.