"Zij die nu in gemeenschappen worden geboren die voortgekomen zijn uit dergelijke breuken" en die er het geloof in Christus in zich opnemen, kan men de zonde van afscheiding niet aanrekenen en de katholieke Kerk begroet hen dan ook met broederlijke eerbied en liefde (...). Zij die uit het geloof in het doopsel zijn gerechtvaardigd, worden in Christus ingelijfd en dragen daarom de naam christenen en zij worden door de zonen en de dochters van de katholieke Kerk terecht als broeders en zusters in de Heer erkend". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3. vert. uit Lat.
Alinea's in de marge van alinea 818
De sacramentele band van de eenheid der Christenen
Het Doopsel vormt de grondslag voor de eenheid onder alle Christenen, ook met hen die nog niet ten volle in gemeenschap met de katholieke Kerk leven: "Want zij die in Christus geloven en geldig gedoopt zijn, treden in een zekere, zij het niet volkomen gemeenschap met de katholieke kerk. (...) In het Doopsel, gerechtvaardigd door het geloof, worden zij in Christus ingelijfd. Zij voeren daarom met recht de naam vanCchristenen en door de zonen en dochters van de katholieke Kerk worden zij terecht als broeders en zusters in de Heer erkend". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3. vert. uit Lat. "Het Doopsel vormt daarom de sacramentele band van de eenheid tussen allen die erdoor zijn wedergeboren". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat.