CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
De heilige Petrus kan bijgevolg het apostolisch geloof in het goddelijk heilsplan zo formuleren: "Gij zijt verlost uit het zinloze bestaan, dat gij van uw vaderen hadt geërfd, door het kostbaar bloed van Christus, het lam zonder vlek of gebrek, dat uitverkoren was vóór de grondlegging der wereld, maar eerst op het einde der tijden is verschenen, om uwentwil" (1 Pt. 1, 18-20). De zonden van de mensen, die volgen op de erfzonde, worden bestraft door de dood Vgl. Rom. 5, 12
Vgl. 1 Kor. 15, 56
. Door zijn eigen Zoon het bestaan van een slaaf Vgl. Fil. 2, 7
, namelijk van een menselijke natuur die door de zonde gevallen is en overgeleverd is aan de dood Vgl. Rom. 8, 3
, te laten aannemen, "heeft God Hem voor ons tot zonde gemaakt, Hem die geen zonde heeft gekend, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden" (2 Kor. 5, 21).
De harmonie waarin zij dankzij de oorspronkelijke gerechtigheid gevestigd waren, is vernietigd; de macht van de geestelijke vermogens van de ziel over het lichaam wordt teniet gedaan;
Vgl. Gen. 3, 7
de eenheid van man en vrouw wordt blootgesteld aan spanningen;
Vgl. Gen. 3, 11-13
hun verhouding zal gekenmerkt worden door begeerte en overheersing.
Vgl. Gen. 3, 16
De harmonie met de schepping wordt verbroken: de zichtbare schepping is voor de mens vreemd en vijandig geworden.
Vgl. Gen. 3, 17.19
Door de schuld van de mens is de schepping onderworpen "aan een zinloos bestaan" (
Rom. 8, 20). Tenslotte zal het gevolg, uitdrukkelijk aangekondigd voor het geval het vergrijp van ongehoorzaamheid plaatsvindt,
Vgl. Gen. 2, 17
werkelijkheid worden: de mens "zal terugkeren naar de grond waaruit hij is genomen" (
Gen. 3, 19).
De dood doet zijn intrede in de geschiedenis van de mensheid. Vgl. Rom. 5, 12
Heel de rijkdom van Christus "is bestemd voor elke mens en staat ter beschikking van iedereen."
H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 11. vert. uit Lat. Christus heeft zijn leven niet voor zichzelf geleefd, maar
voor ons, vanaf zijn menswording "voor ons mensen en omwille van ons heil"
1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381) tot aan zijn dood "voor onze zonden" (
1 Kor. 15, 3) en zijn verrijzenis "om onze rechtvaardiging" (
Rom. 4, 25). Nu nog is Hij "onze voorspreker bij de Vader" (
1 Joh. 2, 1), "daar Hij altijd leeft om voor ons te pleiten" (
Heb. 7, 25). Met al hetgeen Hij tijdens zijn leven voor ons eens voor altijd heeft doorgemaakt en geleden, blijft Hij voor altijd "voor ons bij God present" (
Heb. 9, 24).