Vanaf het begin van zijn openbaar leven kiest Jezus twaalf mannen uit om met Hem te zijn en aan zijn zending deel te hebben. Vgl. Mc. 3, 13-19 Hij liet hen delen in zijn macht en gezag "en Hij zond hen uit om het rijk Gods te verkondigen en genezingen te verrichten" (Lc. 9, 2). Zij blijven voor altijd verbonden met het koninkrijk van Christus, want door hen leidt Hij de kerk:
"Ik verleen u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend, om in mijn koninkrijk aan mijn tafel te eten en te drinken en op tronen te zetelen en de twaalf stammen van Israël te oordelen" (Lc. 22, 29-30).