CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Door sommige mensen te verlossen van aardse ellende, zoals honger,
Vgl. Joh. 6, 5-15
onrecht,
Vgl. Lc. 19, 8
ziekte en dood
Vgl. Mt. 11, 5
heeft Jezus Messiaanse tekenen gesteld; Hij is echter niet gekomen om alle kwaad op aarde op te heffen,
Vgl. Lc. 12, 13.14
Vgl. Joh. 18,36
maar om de mensen te bevrijden uit de ergste slavernij, die van de zonde:
Vgl. Joh. 8, 34-36
zij belemmert hen immers in hun roeping kinderen van God te zijn en is oorzaak van alle mogelijke vormen van slavernij onder de mensen.
Het medelijden van Christus voor de zieken en de talrijke genezingen van allerlei gebrekkigen Vgl. Mt. 4, 24
zijn een schitterend teken van het feit dat "God genadig heeft neergezien op zijn volk" (Lc. 7, 16) en dat het rijk Gods heel nabij is. Christus heeft niet enkel de macht om te genezen, maar ook die om zonden te vergeven: Vgl. Mc. 2, 5-12
Hij is gekomen om de gehele mens naar ziel en lichaam te genezen; Hij is de geneesheer die de zieken nodig hebben. Vgl. Mc. 2, 17
Zijn medelijden met al wie lijden, gaat zo ver dat Hij zich met hen vereenzelvigt: "Ik was ziek en gij hebt mij bezocht" (Mt. 25, 36). Zijn voorliefde voor alle noodlijdenden heeft in de loop der eeuwen zonder ophouden de bijzondere aandacht van de Christenen gewekt voor allen die lichamelijk en geestelijk lijden. Zij staat aan de oorsprong van de onvermoeibare inspanningen om hen op te beuren.
Jezus heeft de geloofsbelijdenis aanvaard van Petrus die Hem erkende als de Messias, maar Hij kondigde hierbij het aanstaande lijden van de Mensenzoon aan.
Vgl. Mt. 16, 16-23
Hij heeft de authentieke inhoud van zijn Messiaanse koningschap tegelijkertijd onthuld in de transcendente identiteit van de Mensenzoon, "die uit de hemel is neergedaald" (
Joh. 3, 13)
Vgl. Joh. 6, 62
Vgl. Dan. 7, 13
en in zijn verlossende zending als lijdende Dienaar: "De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen" (
Mt. 20, 28).
Vgl. Jes. 53, 10-12
Daarom wordt de ware betekenis van zijn koningschap slechts vanaf het kruis getoond.
Vgl. Joh. 19, 19-22
Vgl. Lc. 23, 39-43
Pas na zijn verrijzenis zal zijn Messiaanse koningschap door Petrus ten overstaan van het volk van God uitgeroepen kunnen worden: "Voor heel het huis van Israël moet dus onomstotelijk vaststaan, dat God Hem en Heer en Christus heeft gemaakt, die Jezus, die gij gekruisigd hebt" (
Hand. 2, 36).