15 augustus 1997
Het koninkrijk behoort aan de armen en de kleinen, d.w.z. aan hen die het met een deemoedig hart in zich opgenomen hebben. Jezus is gezonden "om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen" (Lc. 4, 18). Vgl. Lc. 7, 22 Hij noemt hen zalig "omdat aan hen het rijk der hemelen behoort (Mt. 5, 3); aan de "kleinen" heeft de Vader willen openbaren wat verborgen blijft voor de wijzen en de verstandigen. Vgl. Mt. 11, 25 Jezus deelt van kribbe tot kruis in het leven van de armen; Hij kent honger, Vgl. Mc. 2, 23-26 Vgl. Mt. 21, 18 dorst Vgl. Joh. 4, 6-7 Vgl. Joh. 19, 28 en gebrek. Vgl. Lc. 9, 58 Wat meer is: Hij vereenzelvigt zich met armen van allerlei slag en maakt van de daadwerkelijke liefde jegens hen een voorwaarde om in zijn koninkrijk binnen te treden. Vgl. Mt. 25, 31-46