CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
De Evangelies spreken over een tijd van eenzaamheid van Jezus in de woestijn onmiddellijk na zijn doop door Johannes: "Gedreven door de Geest" naar de woestijn, verblijft Jezus daar veertig dagen zonder te eten; Hij leeft er met de wilde dieren en de engelen dienen Hem.
Vgl. Mc. 1, 12-13
Aan het einde van deze tijd stelt Satan hem driemaal op de proef, waarbij hij probeert de houding van Jezus als Zoon tegenover God ter discussie te stellen. Jezus slaat deze aanvallen af, die de bekoringen van Adam in het paradijs en die van Israël in de woestijn samenvatten, en de duivel verwijdert zich van Hem "tot de vastgestelde tijd" (
Lc. 4, 13).
De evangelisten wijzen op de heilzame betekenis van dit mysterieus gebeuren. Jezus is de nieuwe Adam, die waar de eerste Adam bezweken is voor de bekoring, trouw gebleven is. Jezus vervult op volmaakte wijze de roeping van Israël: in tegenstelling tot hen die eertijds gedurende veertig jaar God tartten in de woestijn, Vgl. Ps. 95, 10
openbaart Christus zich als de dienaar Gods, die geheel gehoorzaam is aan de goddelijke wil. Daarin overwint Jezus de duivel: Hij heeft "de sterke gebonden" om hem zijn buit weer af te nemen. Vgl. Mc. 3, 27
De overwinning van Jezus op de verleider in de woestijn loopt vooruit op de overwinning van het lijden, de hoogste vorm van gehoorzaamheid van zijn kinderlijke liefde voor de Vader.
De bekoring van Jezus laat zien hoe Gods Zoon - in tegenstelling tot wat de Satan Hem voorstelt en de mensen
Vgl. Mt. 16, 21-23
Hem willen toeschrijven - Messias is. Daarom heeft Christus de verleider
voor ons overwonnen: "Want wij hebben een hogepriester die in staat is mee te voelen met onze zwakheden. Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde" (
Heb. 4, 15). De Kerk verenigt zich ieder jaar gedurende de veertig dagen van de
grote vasten met het mysterie van Jezus in de woestijn.