De Zoon van God "die uit de hemel is neergedaald, niet om zijn eigen wil te doen, maar die van de Vader die Hem gezonden heeft"
Vgl. Joh. 6, 38
, "zegt, als Hij in de wereld komt: (...) Hier ben Ik (...) Ik ben gekomen, o God, om uw wil te doen (...) Door die wil zijn wij geheiligd, eens voor al, door het offer van het lichaam van Jezus Christus" (
Heb. 10, 5-10). Vanaf het eerste ogenblik van zijn menswording verenigt Hij zichzelf geheel met Gods heilsplan in zijn verlossende zending, "Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft en zijn werk te volbrengen" (
Joh. 4, 34). Het offer van Jezus "voor de zonden van de hele wereld" (
1 Joh. 2, 2) is de uitdrukking van zijn liefdesgemeenschap met de Vader: "Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef" (
Joh. 10, 17). "De wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb en dat Ik handel zoals Hij Mij bevolen heeft" (
Joh. 14, 31).