Na zijn verrijzenis komt Christus' goddelijke afstamming in de macht van zijn verheerlijkte menselijke natuur naar voren. "Naar de heilige Geest is Hij aangewezen als Zoon van God door Gods machtige daad, door zijn opstanding uit de doden" (Rom. 1, 4). Vgl. Hand. 13, 33 De apostelen zullen kunnen belijden: "Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid" (Joh. 1, 14).