15 augustus 1997
De evangelisten wijzen op de heilzame betekenis van dit mysterieus gebeuren. Jezus is de nieuwe Adam, die waar de eerste Adam bezweken is voor de bekoring, trouw gebleven is. Jezus vervult op volmaakte wijze de roeping van Israël: in tegenstelling tot hen die eertijds gedurende veertig jaar God tartten in de woestijn, Vgl. Ps. 95, 10 openbaart Christus zich als de dienaar Gods, die geheel gehoorzaam is aan de goddelijke wil. Daarin overwint Jezus de duivel: Hij heeft "de sterke gebonden" om hem zijn buit weer af te nemen. Vgl. Mc. 3, 27 De overwinning van Jezus op de verleider in de woestijn loopt vooruit op de overwinning van het lijden, de hoogste vorm van gehoorzaamheid van zijn kinderlijke liefde voor de Vader.
Deze bede raakt de wortel van de voorafgaande, want onze zonden zijn de vrucht van de instemming met de bekoring. Wij vragen onze Vader ons niet "in bekoring te leiden". Het is moeilijk om de Griekse term in een enkel woord te vertalen: het betekent "laat niet binnengaan in", Vgl. Mt. 26, 41 "laat ons niet bezwijken voor de bekoring". "God brengt niemand in verzoeking, zo min als Hijzelf door het kwade kan worden bekoord" (Jak. 1, 13), Hij wil ons er juist van bevrijden. Wij vragen Hem om ons niet de weg te laten inslaan die leidt naar de zonde. Wij raken verwikkeld in het gevecht "tussen het vlees en de Geest". Met deze bede smeken wij de Geest van onderscheiding en van kracht af.
De Heilige Geest doet ons onderscheid maken tussen de beproeving, die noodzakelijk is voor de groei van de inwendige mens Vgl. Lc. 8, 13-15 Vgl. Hand. 14, 22 Vgl. 2 Tim. 3, 12 met het oog op een "beproefde deugd" Vgl. Rom. 5, 3-5 en de bekoring, die leidt tot de zonde en tot de dood. Vgl. Jak. 1, 14-15 Ook moeten wij onderscheid maken tussen "bekoord worden" en "instemmen" met de bekoring. Door de onderscheiding van de Geest wordt tenslotte de leugen van de bekoring ontmaskerd. Ogenschijnlijk is het voorwerp ervan "goed, een lust voor het oog, aantrekkelijk" (Gen. 3, 6), terwijl de vrucht ervan in werkelijkheid de dood is.
God wil het goede niet afdwingen, Hij wil vrije wezens (...). De bekoring heeft een zeker nut. Niemand behalve God weet, wat onze ziel van God ontvangen heeft, ook wijzelf niet. Maar de bekoring brengt het aan het licht, om ons te leren tot zelfkennis te komen en op deze wijze onze ellende te ontdekken. Zo worden we verplicht om dank te zeggen voor het goede, dat de bekoring voor ons aan het licht heeft gebracht. Origenes van Alexandrië, Over het gebed, De Oratione. 29, vert. uit Gr.
"Niet ingaan op de bekoring" houdt een beslissing van het hart in: "Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn (...) Niemand kan twee heren dienen" (Mt. 6, 21.24). "Daar wij leven door de Geest, willen we ook leven volgens de Geest" instemming" met de Heilige Geest geeft de Vader ons de (Gal. 5, 25). In deze kracht "Gij hebt nog geen enkele beproeving doorstaan die de menselijke maat overschrijdt. Maar God is getrouw. Hij zal niet toelaten dat gij boven uw krachten beproefd wordt. Met de beproeving bepaalt Hij al het einde, zodat gij ze kunt doorstaan" (1 Kor. 10, 13).
Welnu, een dergelijk gevecht en een dergelijke overwinning zijn alleen maar mogelijk in het gebed. Door zijn gebed zegeviert Jezus over de verleider, meteen al aan het begin Vgl. Mt. 4, 1-11 en in het uiteindelijke gevecht van zijn doodstrijd. Vgl. Mt. 26, 36-44 In deze bede aan de Vader verenigt Christus ons met zijn gevecht en zijn doodsstrijd. Er wordt met nadruk Vgl. Mc. 13, 9.23.33-37 Vgl. Mc. 14, 38 Vgl. Lc. 12, 35-40 een beroep gedaan op de waakzaamheid van het hart in gemeenschap met zijn waakzaamheid. De waakzaamheid is "de hoedster van het hart" en Jezus vraagt aan de Vader om ons te "bewaren in zijn Naam". Vgl. Joh. 17, 11 De Heilige Geest probeert ons onophoudelijk op te wekken tot deze waakzaamheid. Vgl. 1 Kor. 16, 13 Vgl. Kol. 4, 2 Vgl. 1 Tess. 5, 6 Vgl. 1 Pt. 5, 8 Heel de dramatische betekenis van deze bede ligt hierin dat zij verband houdt met de laatste bekoring van ons gevecht op aarde; in deze bede vragen wij om volharding in het laatste uur. "Ik kom als een dief! Gelukkig de mens die wakker blijft!" (Openb. 16, 15).