CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
De Schrift spreekt over een
zonde van de engelen.
Vgl. 2 Petr. 2, 4
Deze "zondeval" bestaat in de vrije keuze van deze geschapen geesten, die God en zijn rijk radicaal en onherroepelijk hebben
afgewezen. Wij vinden een afspiegeling van deze opstand in de woorden die de verleider tot onze stamouders spreekt: "Gij zult gelijk worden aan God" (
Gen. 3, 5). De duivel "zondigt vanaf het begin" (
1 Joh. 3, 8), "hij is een aartsleugenaar" (
Joh. 8, 44).
Het is niet de onvolkomenheid van de oneindige, goddelijke barmhartigheid, maar het
onherroepelijke karakter van de keuze van de engelen, dat ervoor gezorgd heeft dat hun zonde niet vergeven kan worden. "Want na de zondeval is er voor hen geen berouw meer mogelijk, zoals dat ook voor de mensen na de dood onmogelijk is".
H. Johannes Damascenus, Over het rechte of orthodoxe geloof, De fide orthodoxa. 2.4, vert uit Grieks
De macht van de Satan is echter niet oneindig. Hij is maar een schepsel, machtig op grond van het feit dat hij louter geest is, maar nog altijd een schepsel: hij kan de grondvesting van het rijk van God niet verhinderen. Hoewel Satan in de wereld werkzaam is uit haat jegens God en zijn rijk in Jezus Christus, en zijn handelen zware schade toebrengt - van geestelijke en zelfs indirect van fysieke aard - aan iedere mens afzonderlijk en aan de maatschappij in haar geheel, wordt dit handelen toegelaten door de goddelijke voorzienigheid, die met kracht en met zachte hand de geschiedenis van de mens en de wereld leidt. Het toelaten door God van het handelen van de duivel is een groot mysterie, maar "wij weten dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben" (
Rom. 8, 28).