CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
God staat het de mensen zelfs toe vrijelijk deel te hebben aan zijn voorzienigheid door hen de verantwoordelijkheid toe te vertrouwen de aarde "te onderwerpen" en haar te beheersen.
Vgl. Gen. 1, 26-28
God vertrouwt het de mens ook toe een intelligente en vrije oorzaak te zijn om het werk van de schepping te voltooien en de harmonie ervan te vervolmaken ten bate van het eigen welzijn en dat van de naasten. Als medewerkers, vaak onbewust, van de goddelijke wil kunnen de mensen welbewust deelnemen aan het goddelijk heilsplan door hun handelen, door hun gebed, maar ook door hun lijden.
Vgl. Kol. 1, 24
Zij worden zo ten volle "medewerkers van God" (
1 Kor. 3, 9)
Vgl. 1 Tess. 3, 2
en van zijn koninkrijk.
Vgl. Kol. 4, 11