CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Wanneer zijn uur gekomen is, bidt Jezus tot de Vader.
Vgl. Joh. 17 Zijn gebed, het langste dat ons door het evangelie is overgeleverd, omvat de hele scheppings- en heilseconomie, net zo goed als zijn dood en verrijzenis dat doen. Het gebed van zijn Uur blijft zonder ophouden het gebed van Jezus zoals ook Pasen, dat "eens voor al" heeft plaatsgevonden, aanwezig blijft in de liturgie van zijn Kerk.
In dat gebed van Pasen, gebed van het offer, wordt alles in Hem "onder een hoofd gebracht".
Vgl. Ef. 1, 10
God en de wereld, het Woord en het vlees, het eeuwige leven en de tijd, de liefde die zich overlevert en de zonde die ze verraadt, de aanwezige leerlingen en zij die zullen geloven in Hem door hun verkondiging, de vernedering en de verheerlijking. Het is het gebed van de eenheid.
Jezus heeft alles van het werk van de Vader verwezenlijkt en zijn gebed strekt zich, net zo goed als zijn offer, uit tot aan de voltooiing van de tijd. Het gebed van het Uur vervult de eindtijd en brengt die tot voltooiing. Jezus, de Zoon aan wie de Vader alles gegeven heeft, heeft zich totaal overgegeven aan de Vader en, tegelijkertijd, drukt Hij zich uit met een koninklijke vrijheid
Vgl. Joh. 17, 11.13.19.24
krachtens de macht die de Vader Hem gegeven heeft over al het vlees. De Zoon, die zich tot dienstknecht heeft gemaakt, is de Heer, de albeheerser
(Pantokrator). Onze hogepriester die voor ons bidt, is ook degene die in ons bidt, en de God die ons verhoort.
Wanneer wij binnengaan in de heilige naam van de Heer Jezus kunnen wij van binnen uit het gebed ontvangen dat Hij ons leert: "Onze Vader!" Zijn hogepriesterlijk gebed is een innerlijke inspiratiebron voor de grote beden van het Onze Vader: de bezorgdheid om de naam van de Vader,
Vgl. Joh. 17, 6.11.12.26
de hartstocht voor zijn rijk (de heerlijkheid),
Vgl. Joh. 17, 1.5.10.24.23.26
de verwezenlijking van de wil van de Vader, van zijn heilsplan,
Vgl. Joh. 17, 2.4.6.9.11.12.24
en de bevrijding van het kwaad.
Vgl. Joh. 17, 15