15 augustus 1997
De getuigen die ons zijn voorgegaan in het rijk Gods, Vgl. Heb. 12, 1 in het bijzonder zij die de Kerk als "heiligen" erkent, nemen deel aan de levende traditie van het gebed door hun voorbeeldig leven, door de overlevering van hun geschriften en door hun gebed in het heden. Zij aanschouwen God, zij prijzen Hem en dragen onophoudelijk zorg voor hen die ze op aarde hebben achtergelaten. Door binnen te gaan "in de vreugde" van hun meester, zijn zij "aangesteld over veel". Vgl. Mt. 25, 21 Hun voorspraak is de meest verheven vorm van hun dienstbaarheid binnen het heilsplan van God. Wij kunnen en moeten tot hen bidden, dat ze voor ons en voor de hele wereld een voorspraak zijn.
Weent niet, ik zal voor u na mijn dood van groter nut zijn en ik zal u na mijn dood beter kunnen helpen dan tijdens mijn leven. (H. Dominicus zich bij zijn sterven wendend tot zijn broeders) Vgl. Z. Jordanus van Saksen, Libellus de principiis Ordinis Praedicatorum. 93.Ik zal alle tijd in de hemel doorbrengen om goed te doen op aarde. H. Teresia van Lisieux van het Kind Jezus, Novissima Verba