15 augustus 1997
In het Evangelie volgens Lucas wordt speciaal aandacht besteed aan de rol van de Heilige Geest en aan de betekenis van het gebed in het dienstwerk van Christus. Jezus bidt precies vóór de beslissende ogenblikken van zijn zending: voordat de Vader getuigenis van Hem aflegt bij zijn Doopsel Vgl. Lc. 3, 21 en bij zijn gedaanteverandering, Vgl. Lc. 9, 28 en voordat Hij door zijn lijden het liefdesplan van zijn Vader vervult. Vgl. Lc. 22, 41-44 Hij bidt ook vóór die beslissende ogenblikken die zullen uitlopen op de keuze en de roeping van de zending van de apostelen: precies vóór de keuze en de roeping van de twaalf Vgl. Lc. 6, 12 en voordat Petrus Hem erkent als "de Gezalfde van God". Vgl. Lc. 9, 18-20 en Hij bidt dat de leider van de apostelen niet verzaakt in de beproeving. Vgl. Lc. 22, 32 In zijn gebed op de momenten vóór de heilsgebeurtenissen die de Vader Hem vraagt te vervullen, legt Jezus, in alle nederigheid en vol vertrouwen, zijn menselijke wil in handen van de liefdevolle wil van de Vader.
Vanaf de dag dat Petrus heeft beleden dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, de Meester, "begon Hij zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan, dat Hij daar veel zou moeten lijden (...) en dat Hij na ter dood gebracht te zijn op de derde dag zou verrijzen" (Mt. 16, 21). Petrus wijst deze aankondiging af, Vgl. Mt. 16, 22-23 de anderen begrijpen ze evenmin. Vgl. Mt. 17, 23 Vgl. Lc. 9, 45 Het is in deze context dat de mysterieuze episode plaatsvindt van de gedaanteverandering van Jezus, Vgl. Mt. 17, 1-8. par. Vgl. 2 Pt. 1, 16-18 boven op een hoge berg, voor de ogen van drie door Hem gekozen getuigen: Petrus, Jakobus en Johannes. Het gelaat en de kleding van Jezus worden stralend wit, Mozes en Elia verschijnen, en zij "spreken tot Hem over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken" (Lc. 9, 31). Een wolk omhult hen en een stem uit de hemel zegt: "Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene, luistert naar Hem" (Lc. 9, 35).
De beker van het Nieuwe Verbond waarop Jezus bij het laatste avondmaal vooruitgelopen is door zichzelf aan te bieden Vgl. Lc. 22, 20 , ontvangt Hij vervolgens uit handen van de Vader in zijn doodsangst in Getsemane Vgl. Mt. 26, 42 door "gehoorzaam te worden tot de dood" (Fil. 2, 8). Vgl. Heb. 5, 7-8 Jezus bidt: "Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan..." (Mt. 26, 39). Hij drukt zo de afschuw uit die de dood betekent voor zijn menselijke natuur. Zijn menselijke natuur is immers, evenals de onze, bestemd voor het eeuwige leven; bovendien was zij, anders dan de onze, volkomen vrij van de zonde Vgl. Heb. 4, 15 die de dood veroorzaakt Vgl. Rom. 5, 12 ; maar bovenal is de menselijke natuur van Jezus opgenomen in de goddelijke persoon van de "leidsman ten leven" (Hand. 3, 15), van de "levende". Vgl. Openb. 1, 17 Vgl. Joh. 1, 4 Vgl. Joh. 5, 26 Door met zijn menselijke wil ermee in te stemmen dat de wil van de Vader geschiede Vgl. Mt. 26, 42 , aanvaardt Hij zijn verlossende dood om in zijn eigen lichaam onze zonden op het kruishout te dragen" (1 Pt. 2, 24).