15 augustus 1997
De heerschappij, die de Schepper aan de mensen heeft gegeven over de minerale, plantaardige en dierlijke hulpbronnen van de wereld, mag men niet los zien van de eerbied voor de morele plichten van de mens, met inbegrip van de verplichtingen ten opzichte van de toekomstige generaties.
De dieren zijn toevertrouwd aan de mens, die hen met welwillendheid moet behandelen. De mens mag de dieren gebruiken om op rechtmatige wijze in zijn behoeften te voorzien.