God heeft het beheer over de dieren toevertrouwd aan degene die Hij naar zijn beeld heeft geschapen. Vgl. Gen. 2, 19-20Vgl. Gen. 9, 1-4 Het is dus geoorloofd zich van dieren te bedienen om zich te voeden en te kleden. Men mag ze tam maken, opdat ze de mens zouden helpen in zijn arbeid en zijn vrije tijd. Als medische en wetenschappelijke proefnemingen op dieren binnen redelijke perken blijven en bijdragen aan de zorg voor of het behoud van mensenlevens, zijn ze moreel aanvaardbaar.