15 augustus 1997
Wanneer de verhouding tussen de huwelijksliefde en het verantwoord doorgeven van het leven aan de orde is, hangt het zedelijk karakter van het gedrag niet louter af van een oprechte bedoeling en van een afwegen van motieven; men moet die verhouding juist bepalen volgens objectieve criteria die ontleend zijn aan de natuur van de persoon en van zijn handelingen, d.w.z. criteria die binnen een context van ware liefde de volledige betekenis van de wederzijdse gave en van de menselijke voortplanting eerbiedigen; hiervoor is het beslist nodig dat de deugd van de echtelijke kuisheid met een oprecht hart beoefend wordt. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51. § 3
Tegenover het taalgebruik dat gewoon de wederzijdse en volledige gave van de echtgenoten weergeeft, plaatst de contraceptie een objectief tegengesteld taalgebruik volgens welk het er niet meer om gaat dat men zich volledig aan elkaar geeft. Daaruit volgt niet alleen de feitelijke afwijzing van de openheid voor het leven, maar ook een ontkrachting van de innerlijke waarheid van de huwelijksliefde, die een gave van de hele persoon veronderstelt. Dit antropologisch en moreel verschil tussen contraceptie en de gebruikmaking van periodieke ritmen houdt ten aanzien van de persoon en de menselijke seksualiteit twee verschillende opvattingen in, die niet tot elkaar te herleiden zijn. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 32