• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
De politieke gemeenschap en de Kerk
Elke gemeenschap steunt, tenminste impliciet, op een bepaalde visie op de mens en zijn bestemming; daaruit put ze de criteria voor haar oordelen, haar waardenhiërarchie en haar gedragslijn. De meeste samenlevingen hebben hun instellingen gebouwd op de stelregel dat de mens boven de materiële dingen staat. Alleen de door God geopenbaarde godsdienst heeft echter helder en duidelijk in God, Schepper en Verlosser, de oorsprong en het einddoel van de mens erkend. De Kerk nodigt de politieke overheid uit om haar oordelen en beslissingen op deze inspiratie van de waarheid over God en over de mens te oriënteren.
De samenlevingen die deze achtergrond niet erkennen of hem weigeren te aanvaarden met een beroep op hun onafhankelijkheid tegenover God, moeten hun criteria en hun doelstellingen ofwel in zichzelf zoeken of ze ontlenen aan een bepaalde ideologie; door het feit dat ze geen objectief criterium voor goed en kwaad kunnen aanvaarden, kennen ze zichzelf een absolute macht toe over de mens en zijn bestemming, ofwel openlijk ofwel in het geheim, zoals blijkt uit de geschiedenis. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 45.46

Alinea's in de marge van alinea 2244

Hoewel elke menselijke gemeenschap een algemeen welzijn bezit, dat haar in staat stelt zichzelf als zodanig te herkennen, toch is de politieke gemeenschap hiervan de meest volmaakte verwerkelijking. Het komt toe aan de staat, het algemeen welzijn van de burgerlijke gemeenschap, van de burgers en de gemeenschappen van het maatschappelijke middenveld, te verdedigen en te bevorderen.

Elke gemeenschap wordt bepaald door haar doel. Ze gehoorzaamt dus aan specifieke regels, maar "de menselijke persoon is en moet het uitgangspunt, het subject en het doel zijn van alle sociale instellingen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 25. § 1

Het recht op godsdienstvrijheid kan uit zichzelf niet onbeperkt zijn Vgl. Paus Pius VI, Breve, Aan kardinaal de la Rochefoucauld - Over godsdienstvrijheid en taken van de leken, Quod aliquantum (10 mrt 1791) en evenmin slechts beperkt worden door een "openbare orde" die op een positivistische of naturalistische wijze wordt opgevat. Vgl. Z. Paus Pius IX, Encycliek, Over de zuiverheid van de Katholieke leer, Quanta Cura (8 dec 1864) De "juiste grenzen" die aan dit recht inherent zijn, moeten voor elke sociale situatie bepaald worden door de politieke omzichtigheid, volgens de eisen van het algemeen welzijn, en bekrachtigd worden door de burgerlijke overheid volgens "juridische normen die in overeenstemming zijn met de objectieve morele orde". 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 7

Document

Naam: CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
Soort: Catechismus-Compendium
Datum: 15 augustus 1997
Copyrights: © 1997, Libreria Editrice Vaticana
waarin verwerkt niet officiële aanpassing aan de "editio typica"
Bewerkt: 15 december 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test