15 augustus 1997
"Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?" Aan de jonge man die hem deze vraag stelt, antwoordt Jezus eerst met hem voor te houden dat het noodzakelijk is God te erkennen als de enige die "goed" is, als het goed bij uitstek en als de bron van alle goed. Vervolgens zegt Jezus hem: "Als gij het leven wilt binnengaan, onderhoud dan de geboden". En daarop houdt Hij hem de geboden van de naastenliefde voor.. "Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, eer uw vader en uw moeder". Tenslotte vat Jezus al deze geboden op een positieve wijze samen: "Gij zult uw naaste beminnen als uzelf" (Mt. 19, 16-19).
Aan dit eerste antwoord voegt Jezus een tweede toe: "Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen" (Mt. 19, 21). Deze woorden zijn niet in strijd met het eerste antwoord. Jezus volgen omvat immers het onderhouden van de geboden. De wet wordt niet afgeschaft, Vgl. Mt. 5, 17 maar de mensen worden uitgenodigd om die terug te vinden in de persoon van de Meester, die de volkomen vervulling van de wet is. In de drie synoptische Evangelies wordt de uitnodiging die Jezus richt tot de rijke jongeling om Hem te volgen als een gehoorzame leerling die de geboden onderhoudt, in verband gebracht met de oproep tot armoede en kuisheid. Vgl. Mt. 19, 6-12.21.23.29 De evangelische raden zijn onlosmakelijk verbonden met de geboden.
Jezus heeft de Catechismus-Compendium
Tien Geboden
() hernomen, maar Hij heeft ook getoond hoe de kracht van de Geest in de letter doorwerkt. Hij heeft een gerechtigheid gepredikt "die uitgaat boven die van de schriftgeleerden en de Farizeeën" (Mt. 5, 20) en ook boven die van de heidenen. Vgl. Mt. 5, 46-47
Hij heeft alle verplichtingen van de geboden ontvouwd. "Gij hebt gehoord, dat tot uw voorouders gezegd is: gij zult niet doden... Maar lk zeg u: al wie vertoornd is op zijn broeder zal strafbaar zijn voor het gerecht" (Mt. 5, 21-22).