15 augustus 1997
Hier op aarde is de nieuwe of evangelische wet de vervolmaking van de goddelijke wet, zowel van de natuurwet als van de geopenbaarde wet. De nieuwe wet is het werk van Christus en ze komt vooral tot uitdrukking in de bergrede. Deze wet is ook het werk van de Heilige Geest en daardoor wordt ze de innerlijke wet van de liefde: "Ik zal met het huis van Israël een nieuw verbond sluiten (...) mijn wetten prent Ik in hun geest en Ik grif ze in hun hart: Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn" (Heb. 8,8-10). Vgl. Jer. 31,31-34
Het Woord is vlees geworden om voor ons voorbeeld van heiligheid te zijn: "Neemt mijn juk op uw schouders en leert van mij" (Mt. 11, 29). "Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader tenzij door Mij" (Joh. 14, 6). En de Vader geeft op de berg van de gedaanteverandering de opdracht: "Luistert naar Hem" (Mc. 9, 7). Vgl. Deut. 6, 4-5 Hij is immers het voorbeeld van de zaligsprekingen en de norm van de nieuwe Wet: "Hebt elkaar lief, zoals Ik u heb liefgehad" (Joh. 15, 12). Deze liefde houdt in dat men daadwerkelijk zichzelf geeft om Hem te volgen. Vgl. Mc. 8, 34
Jezus is de joden en hun geestelijke leiders voorgekomen als een "rabbi" Vgl. Joh. 11, 28 Vgl. Joh. 3, 2 Vgl. Mt. 22, 23-24.34-36 . Hij heeft vaak argumenten gebruikt in het kader van de rabbijnse interpretatie van de wet Vgl. Mt. 12, 5 Vgl. Mt. 9, 12 Vgl. Mc. 2, 23-27 Vgl. Lc. 6, 6-9 Vgl. Joh. 7, 22-23 , maar tegelijkertijd moest Jezus de wetgeleerden wel voor het hoofd stoten, omdat Hij er geen genoegen mee nam zijn interpretatie naast die van hen te stellen: "Hij onderrichtte niet zoals hun schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit" (Mt. 7, 28-29). In Hem is het hetzelfde Woord van God dat op de Sinaï geklonken heeft om Mozes de geschreven Wet te geven en dat zich opnieuw laat horen op de berg van de zaligsprekingen Vgl. Mt. 5, 1 . Het schaft de Wet niet af, maar vervult die door op goddelijke wijze zijn uiteindelijke interpretatie ervan te geven: "Gij hebt gehoord, dat tot onze voorouders is gezegd (...), maar Ik zeg u" (Mt. 5, 33-34). Met ditzelfde goddelijke gezag wijst Hij sommige "menselijke overleveringen" Vgl. Mc. 7, 8 van de Farizeeën af, die "het woord Gods krachteloos maken" Vgl. Mc. 7, 13 .