15 augustus 1997
Alsof niet in de ziel van de kerk al tweeduizend jaar het gevoel van collectieve verantwoordelijkheid van allen tegenover allen leefde en voortduurde, een verantwoordelijkheidsgevoel, waardoor de geesten gedreven werden en worden tot de heldhaftige naastenliefde van de landbouwende monniken, van de slaven-verlossers, van de ziekenverplegers, van de brengers van het geloof, van de beschaving en van de wetenschap in alle tijdperken en bij alle volken, ten einde sociale toestanden te scheppen, die in staat zijn voor allen een mens- en christenwaardig leven mogelijk en gemakkelijk te maken. Pius XII, Toespraak 1 juni 1941