15 augustus 1997
De zonde is een vergrijp tegen de rede, de waarheid en het juiste geweten; ze is een tekort aan echte liefde tot God en tot de mensen, omwille van een ontaarde gehechtheid aan bepaalde goederen. Ze kwetst de natuur van de mens en tast de menselijke solidariteit aan. Ze is omschreven als "een woord, een daad of een verlangen in tegenspraak met de eeuwige wet". H. Augustinus, In discussie met de manicheeër Faustus, Contra Faustum Manichaeum (1 jan 397). 22 H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II,71,6
De zonde is een belediging jegens God: "Jegens U alleen heb ik gezondigd, wat U tegenstaat heb ik gedaan" (Ps. 51, 6). De zonde keert zich tegen de liefde van God voor ons en wendt onze harten van Hem af. Zoals de eerste zonde is ze een ongehoorzaamheid, een opstand tegen God, door te willen worden "als goden", door het goede en het kwade te kennen en te bepalen (Gen. 3, 5). De zonde is ook "eigenliefde die zo ver gaat dat men God veracht". H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 14,28 Door deze hoogmoedige verheerlijking van zichzelf is de zonde diametraal tegengesteld aan de gehoorzaamheid van Jezus die het heil voltrekt. Vgl. Fil. 2, 6-9