
15 augustus 1997
Aanwezig in het hart van de persoon, legt het morele geweten Vgl. Rom. 2,14-16 hem op het juiste moment op, het goede te doen en het kwade te mijden. Het beoordeelt ook de concrete keuzen, door de goede te prijzen en de kwade aan te klagen. Vgl. Rom. 1,32 Het getuigt van het gezag van de waarheid met verwijzing naar het hoogste goed waardoor de menselijke persoon wordt aangetrokken en waarvan hij de geboden ontvangt. Wanneer de voorzichtige mens naar het morele geweten luistert, kan hij God horen spreken.