15 augustus 1997
De huwelijksband wordt dus door God zelf tot stand gebracht, zodat het Huwelijk dat tussen gedoopten aangegaan en voltrokken is, nooit ontbonden kan worden. Deze band is het resultaat van een vrije menselijke daad van de echtgenoten en van de voltrekking van het Huwelijk. Hij is een realiteit die voortaan onherroepelijk is en die de oorsprong is van een verbond waarvoor de trouw van God borg staat. De Kerk is niet bij machte zich tegen deze beschikking van de goddelijke wijsheid uit te spreken. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1141
De heilige Johannes Chrysostomus roept jonggehuwde mannen op de volgende woorden tot hun echtgenote te richten: "Ik heb je in mijn armen genomen en ik hou van je, en ik stel je boven mijn eigen leven. Want het huidig leven gaat voorbij als ware het niets, en het is mijn vurigste wens om het met je zó te beleven dat we er zeker van zijn, niet van elkaar gescheiden te zullen worden in het leven dat voor ons is weggelegd (...) Ik stel jouw liefde boven alles en niets zou pijnlijker voor mij zijn dan niet dezelfde gedachten te koesteren als jij". H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 20,8: PG 62, 146-147