
15 augustus 1997
"De priesters, zorgzame medewerkers van de orde der bisschoppen, waarvan zij de hulp en het instrument zijn, geroepen om het Volk van God te dienen, vormen met hun bisschop één enkel presbyterium, dat met verschillende functies belast is. Overal waar zich een gemeenschap van gelovigen bevindt, vertegenwoordigen zij in zekere zin de bisschop, met wie zij in vertrouwen en grootmoedigheid verbonden zijn. Zij nemen voor hun deel zijn taken en zorgen over, om ze in de dagelijkse dienst uit te voeren". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28. vert. uit Lat. De priesters mogen hun ambt slechts uitoefenen in afhankelijkheid van hun bisschop en in gemeenschap met hem. De belofte van gehoorzaamheid die zij tijdens de wijding voor de bisschop afleggen en de vredeskus van de bisschop op het einde van de wijdingsplechtigheid duiden aan, dat de bisschop hen als zijn medewerkers, zijn zonen, zijn broeders en vrienden beschouwt en dat zij hem van hun kant liefde en gehoorzaamheid verschuldigd zijn.