15 augustus 1997
"Christus, die de Vader heeft geheiligd en naar de wereld heeft gezonden, maakte via zijn apostelen hun opvolgers - namelijk de bisschoppen - zijn wijding en zending deelachtig. De bisschoppen nu hebben hun diensttaak in verschillende graden aan verschillende personen in de Kerk op wettige wijze doorgegeven". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28. vert. uit Lat. "Hun diensttaak is in ondergeschikte graad overgedragen aan de priesters, opdat dezen in de rang van het presbyteraat opgenomen, medewerkers van de bisschop zouden zijn, om op een juiste wijze de door Christus toevertrouwde apostolische zending ten uitvoer te brengen". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2. vert. uit Lat.
"Omdat het priesterlijk ambt in verbinding staat met het bisschopsambt, deelt het ook in het gezag waarmee Christus zelf zijn lichaam opbouwt, heiligt en bestuurt. Daarom vooronderstelt het priesterschap van de priesters weliswaar de Sacramenten van de christelijke initiatie, maar wordt het toch overgedragen door dat speciale Sacrament dat de priesters door de zalving van de Heilige Geest tekent met een bijzonder merkteken. Aldus worden zij aan Christus Priester gelijkvormig gemaakt, zodat zij in de persoon van Christus-Hoofd kunnen optreden". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2. vert. uit Lat.
"De priesters zijn, hoewel zij het hogepriesterschap niet bezitten en in de uitoefening van hun macht van de bisschoppen afhankelijk zijn, niettemin met hen verenigd in de priesterlijke waardigheid. Door het Wijdingssacrament gelijkvormig gemaakt aan het beeld van Christus, de hoogste en eeuwige priester, Vgl. Heb. 5, 1-10 Vgl. Heb. 7, 24 Vgl. Heb. 9, 11-28 worden zij gewijd om het Evangelie te preken, de herders van hun gelovigen te zijn en de goddelijke eredienst te vieren als waarachtige priesters van het Nieuwe Verbond". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28. vert. uit Lat.
Krachtens het Wijdingssacrament hebben de priesters deel aan de universele dimensies van de zending die Christus aan de apostelen toevertrouwde. "De geestelijke gave die zij in de wijding ontvangen hebben, rust hen niet toe voor een begrensde en beperkte zending, maar voor een zeer ruime en universele heilszending 'tot aan het uiteinde der aarde' (Hand. 1, 8)". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 10. vert. uit Lat. Zij zijn "van harte bereid om het Evangelie overal te verkondigen". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 20. vert. uit Lat.
"Hun gewijde taak vervullen zij vooral in de eucharistische dienst of synaxis, waarbij zij in de persoon van Christus handelend optreden, zijn mysterie verkondigen en de smeekbeden van de gelovigen verbinden met het offer van hun hoofd. Inderdaad. het unieke offer van het Nieuwe Verbond, namelijk dat van Christus, die zich eens voor altijd als onbevlekt offerlam aan de Vader opdroeg, stellen zij tegenwoordig en passen zij toe in het offer van de Mis, tot aan de komst van de Heer". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28. vert. uit Lat. Uit dit ene offer put heel hun priesterlijk dienstwerk zijn kracht. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2
"De priesters, zorgzame medewerkers van de orde der bisschoppen, waarvan zij de hulp en het instrument zijn, geroepen om het Volk van God te dienen, vormen met hun bisschop één enkel presbyterium, dat met verschillende functies belast is. Overal waar zich een gemeenschap van gelovigen bevindt, vertegenwoordigen zij in zekere zin de bisschop, met wie zij in vertrouwen en grootmoedigheid verbonden zijn. Zij nemen voor hun deel zijn taken en zorgen over, om ze in de dagelijkse dienst uit te voeren". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28. vert. uit Lat. De priesters mogen hun ambt slechts uitoefenen in afhankelijkheid van hun bisschop en in gemeenschap met hem. De belofte van gehoorzaamheid die zij tijdens de wijding voor de bisschop afleggen en de vredeskus van de bisschop op het einde van de wijdingsplechtigheid duiden aan, dat de bisschop hen als zijn medewerkers, zijn zonen, zijn broeders en vrienden beschouwt en dat zij hem van hun kant liefde en gehoorzaamheid verschuldigd zijn.