CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Het geloofs
motief ligt niet in het feit dat de geopenbaarde waarheden ons in het licht van ons natuurlijk verstand als waar en begrijpelijk voorkomen. Wij geloven "op gezag van God zelf, die openbaart en zich niet kan vergissen en niet kan bedriegen"
1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 10. vert uit Lat.. "Opdat de hulde van het geloof niettemin overeenstemt met ons verstand, heeft God gewild dat de inwendige bijstand van de heilige Geest vergezeld gaat van de uitwendige bewijzen van zijn openbaring".
Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 11. vert. uit Lat. Zo zijn de wonderen van Christus en de heiligen,
Vgl. Mc. 16, 20
Vgl. Heb 2, 4
de profetieën, de verbreiding en de heiligheid van de Kerk, haar vruchtbaarheid en haar stabiliteit "zekere tekenen van de openbaring, aangepast aan het begrip van ieder"
1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 11. vert uit Lat., en "motieven van geloofwaardigheid" die tonen dat de instemming van het geloof "geenszins een blinde gemoedsopwelling is".
1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 12. vert uit Lat.
Bij de profeet Jesaja vindt men de uitdrukking "God van waarheid", letterlijk staat er "God van het Amen", d.w.z. God, trouw aan zijn beloften. "Ieder in het land die zegen over zich afroept, zal zich zegenen bij de God van het Amen" (
Jes. 65, 16). Onze Heer gebruikt vaak het woord "Amen",
Vgl. Mt. 6, 2.5.16
soms twee keer achter elkaar,
Vgl. Joh. 5, 19
om de betrouwbaarheid van zijn leer, van zijn gezag, dat steunt op de waarheid van God, te onderstrepen.
De
tekenen die Jezus heeft verricht getuigen ervan dat de Vader Hem gezonden heeft.
Vgl. Joh. 5, 36
Vgl. Joh. 10, 25
Zij nodigen ertoe uit in Hem te geloven.
Vgl. Joh. 10, 38
Aan hen die zich in geloof tot Hem richten, geeft Hij wat zij vragen.
Vgl. Mc. 5, 25-34
Vgl. Mc. 10, 52
Dan versterken de
wonderen het geloof in Hem die de werken van zijn Vader doet: zij getuigen dat Hij de Zoon van God is.
Vgl. Joh. 10, 31-38
Zij kunnen echter ook "aanstoot geven"
Vgl. Mt. 11, 6
. Ze willen de nieuwsgierigheid en het verlangen naar magie niet bevredigen. Ondanks zijn zo duidelijke wonderen wordt Jezus door sommigen toch verworpen;
Vgl. Joh. 11, 47-48
men beschuldigt Hem er zelfs van dat Hij werkt met (de hulp van) demonen.
Vgl. Mc. 3, 22