15 augustus 1997
Het medelijden van Christus voor de zieken en de talrijke genezingen van allerlei gebrekkigen Vgl. Mt. 4, 24 zijn een schitterend teken van het feit dat "God genadig heeft neergezien op zijn volk" (Lc. 7, 16) en dat het rijk Gods heel nabij is. Christus heeft niet enkel de macht om te genezen, maar ook die om zonden te vergeven: Vgl. Mc. 2, 5-12 Hij is gekomen om de gehele mens naar ziel en lichaam te genezen; Hij is de geneesheer die de zieken nodig hebben. Vgl. Mc. 2, 17 Zijn medelijden met al wie lijden, gaat zo ver dat Hij zich met hen vereenzelvigt: "Ik was ziek en gij hebt mij bezocht" (Mt. 25, 36). Zijn voorliefde voor alle noodlijdenden heeft in de loop der eeuwen zonder ophouden de bijzondere aandacht van de Christenen gewekt voor allen die lichamelijk en geestelijk lijden. Zij staat aan de oorsprong van de onvermoeibare inspanningen om hen op te beuren.
Onze Heer Jezus Christus, geneesheer van onze ziel en ons lichaam, die de lamme zijn zonden vergeven heeft en hem zijn lichamelijke gezondheid heeft teruggegeven, Vgl. Mc. 2, 1-12 wilde dat zijn Kerk, in de kracht van de Heilige Geest, zijn werk van genezing en heil zou voortzetten, zelfs jegens haar eigen leden. Dit is het doel van de twee Sacramenten van genezing: het Boetesacrament en de Ziekenzalving.