15 augustus 1997
De Communie doet onze vereniging met Christus groeien. De voornaamste vrucht van het ontvangen van de Eucharistie in de Communie is de intieme vereniging met Christus Jezus. De Heer zegt inderdaad: "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem" (Joh. 6, 56). Het leven in Christus heeft zijn grondslag in het eucharistisch gastmaal: "Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij" (Joh. 6, 57):
Wanneer de gelovigen tijdens de feesten van de Heer het lichaam van de Zoon ontvangen, verkondigen zij aan elkaar het goede nieuws dat het onderpand van het leven werd gegeven, zoals toen de engel tot Maria Magdalena zei: "Christus is verrezen!" Ook nu worden het leven en de verrijzenis gegeven aan wie Christus ontvangt. Fanqîth, Office syriaque d'Antioche, Volume 1, Commun, 237 a-b
Wat het materiële voedsel voor ons lichamelijk leven betekent, verwezenlijkt de Communie op wonderbare wijze in ons geestelijk leven. Het deelgenootschap aan het vlees van de verrezen Christus, "dat in de Heilige Geest tot leven is gebracht en tot leven wekt", 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5. vert. uit Lat. bewaart het genadeleven dat in het Doopsel ontvangen werd, doet het groeien en vernieuwt het. Deze groei van het christelijk leven moet gevoed worden door de eucharistische Communie, brood voor onze pelgrimstocht, tot op het ogenblik van onze dood, wanneer zij ons als Viaticum (teerspijze of reisvoedsel) gegeven zal worden.
De Communie verwijdert ons van de zonde. Het lichaam van Christus dat wij in de Communie ontvangen, werd "voor ons overgeleverd", en het bloed dat wij drinken, werd "vergoten voor velen tot vergeving van de zonden". Daarom kan de Eucharistie ons niet met Christus verenigen zonder ons tegelijk ook te zuiveren van bedreven zonden en ons te behoeden voor toekomstige zonden:
"Telkens wanneer wij Hem ontvangen, verkondigen wij de dood van de Heer" (1 Kor. 11, 26). Wanneer wij de dood van de Heer verkondigen, verkondigen wij ook de vergeving van de zonden. Wanneer zijn bloed, telkens als het vergoten wordt, vergoten wordt voor de vergeving van de zonden, dan moet ik het altijd ontvangen, opdat mijn zonden altijd vergeven worden. Daar ik altijd zondig, moet ik altijd een redmiddel hebben. H. Ambrosius van Milaan, Boek, Over de Sacramenten, De Sacramentis (1 jan 387). 4,28, vert. uit Lat.
Zoals het lichamelijk voedsel de verloren krachten herstelt, zo versterkt de Eucharistie de liefde die in het dagelijks leven de neiging heeft te verzwakken; deze tot leven gewekte liefde bevrijdt ons van dagelijkse zonden. Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 4 Door zich aan ons te geven brengt Christus onze liefde tot nieuw leven en stelt Hij ons in staat te breken met onze ongeordende gehechtheden aan de geschapen wereld, om ons aan Hem te hechten:
Christus is uit liefde voor ons gestorven. Daarom vragen wij, telkens als we zijn dood gedenken in het offer, dat Hij ons zijn liefde schenkt door de komst van de Heilige Geest. Met aandrang bidden wij dat door de liefde waarmee Christus zich voor ons heeft laten kruisigen, en door de genade van de Heilige Geest, wij de wereld als gekruisigd mogen beschouwen voor ons, en onszelf laten kruisigen voor de wereld. (...) 'Zo moeten ook wij een nieuw leven leiden' en, nu wij de genade van de liefde ontvangen hebben, sterven voor de zonde en leven voor God. H. Fulgentius van Ruspe, Contra Fabianum. 28,17, vert. Getijdengebed Lect. II,5,90-91
Door dezelfde liefde die zij in ons ontsteekt, behoedt de Eucharistie ons voor doodzonden in de toekomst. Hoe meer wij deel hebben aan het leven van Christus en voortgang maken in onze vriendschap met Hem, hoe moeilijker het ons valt met Hem te breken door de doodzonde. De Eucharistie is er niet op gericht doodzonden te vergeven. Dit is eigen aan het Sacrament van de verzoening. Het is eigen aan de Eucharistie het Sacrament te zijn van hen die zich in volledige gemeenschap met de Kerk bevinden.
De eenheid van het mystieke lichaam: de Eucharistie brengt de kerk tot stand. Zij die de Eucharistie ontvangen, worden nauwer met Christus verbonden. Hierdoor worden zij door Christus met alle gelovigen verenigd tot één enkel lichaam: de Kerk. De Communie vernieuwt, versterkt en verdiept deze inlijving in de Kerk, reeds door het Doopsel verwezenlijkt. In het Doopsel werden wij geroepen één enkel lichaam te worden. Vgl. 1 Kor. 12, 13 De Eucharistie verwezenlijkt deze oproep: "Geeft niet de beker der zegening die wij zegenen, gemeenschap met het bloed van Christus? Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood" (1 Kor. 10, 16-17):
Als gij het lichaam en de ledematen van Christus zijt, is het uw sacrament dat op de tafel van de Heer ligt: gij ontvangt uw sacrament. Gij antwoordt "Amen" ("Ja, het is zo!") op wat gij ontvangt, en door te antwoorden onderschrijft gij het. Gij hoort het woord: "Lichaam van Christus" en antwoordt: "Amen." Weest dus een lidmaat van Christus opdat uw Amen waarachtig zij. H. Augustinus, Preken, Sermones. 272, vert. uit Lat.
De Eucharistie stelt ons voor verplichtingen tegenover de armen: Om in waarheid het lichaam en bloed van Christus te ontvangen, dat voor ons werd overgeleverd, moeten wij Christus herkennen in de armen, zijn broeders en zusters: Vgl. Mt. 25, 40
Gij hebt geproefd van het bloed van de Heer en gij herkent niet eens uw broeder. Gij onteert deze tafel wanneer gij het u onwaardig acht uw voedsel te delen met wie waardig geacht werd aan deze tafel aan te zitten. God heeft u van al uw zonden bevrijd en heeft u uitgenodigd. En zelfs dan zijt gij niet barmhartiger geworden. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 1 Cor. 27,5, vert. uit Gr.