
15 augustus 1997
Heel de Kerk is verenigd met de offerande en de voorbede van Christus. De Paus, belast met het ambt van Petrus in de kerk, is betrokken bij elke eucharistieviering, waarin hij genoemd wordt als teken en dienaar van de eenheid van de universele Kerk. De plaatselijke bisschop is altijd verantwoordelijk voor de Eucharistie, zelfs wanneer een priester celebreert; zijn naam wordt erin uitgesproken om aan te duiden dat hij het hoofd is van de particuliere kerk, te midden van de priesters en met de steun van de diakens. De gemeenschap spreekt ook ten beste voor alle bedienaars die voor en met haar het eucharistisch offer opdragen:
Enkel die Eucharistie moet als wettig beschouwd worden, die gevierd wordt met als celebrant de bisschop of degene die hij met deze taak belast heeft. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. 8,1, vert. uit Gr.Door de bediening van de priesters wordt het geestelijk offer van de gelovigen tot voltooiing gebracht in vereniging met het offer van Christus, de enige middelaar, dat door handen van de priesters, in naam van heel de Kerk, in de Eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, totdat de Heer zelf wederkomt. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2. vert. uit Lat.
Met de offerande van Christus verenigen zich niet enkel de leden die nog hier beneden zijn, maar ook zij die reeds in de heerlijkheid van de hemel verblijven: in gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en tot gedachtenis aan haar en aan alle heiligen draagt de Kerk het eucharistisch offer op. In de Eucharistie staat de Kerk met Maria als het ware aan de voet van het kruis, verenigd met de offerande en de voorbede van Christus.
Het eucharistisch offer wordt ook opgedragen voor alle overleden gelovigen "die in Christus gestorven en nog niet geheel gezuiverd zijn", Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6. vert. uit Lat. opdat zij het licht en de vrede van Christus kunnen binnentreden:
Begraaft gij dit lichaam waar het u uitkomt; laat de zorg daarover u niet hinderen. Eén ding vraag ik u slechts: dat gij aan het altaar van de Heer mij gedachtig zijt, waar gij ook zijn zult. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 9,11,27 (vert. ontleend aan G. Wijdeveld); De H. Monica voor haar dood tot de H. Augustinus en haar broer.Dan bidden wij (in de anafora) ook voor onze overleden heilige vaders en bisschoppen en voor allen zonder onderscheid die ons zijn voorgegaan in de dood, in het vertrouwen dat de zielen voor wie deze bede wordt opgedragen, terwijl daar het heilige en ontzagwekkende offer voor ons ligt, er in hoge mate baat bij mogen vinden. (...) Terwijl wij God bidden voor de overledenen, ook al waren zij zondaars, (...) bieden wij Christus aan, die voor onze zonden is geslacht. En zo verzoenen wij de goede God met hen en met onszelf. H. Cyrillus van Jeruzalem, Tweede mystagogische catechese, Catecheses Mystagogicae. 5,9.10 (vert. ontleend aan C. Beukers 1964)