15 augustus 1997
De gewone bedienaars van het Doopsel zijn de bisschop en de priester, en in de Latijnse Kerk ook de diaken. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 861. § 1 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 677. § 1 In geval van nood mag iedereen die met de vereiste intentie bezield is, zelfs een niet-gedoopte, het Doopsel toedienen gebruikmakend van de Trinitaire doopformule. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 861. 2 De vereiste intentie bestaat hierin, dat men wil doen wat de Kerk doet als ze het Doopsel toedient. De reden voor deze mogelijkheid ziet de Kerk in de universele heilswil van God Vgl. 1 Tim. 2, 4 en in de noodzaak van het Doopsel voor het heil. Vgl. Mc. 16, 16