CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Het "Amen" aan het einde van het Credo herneemt en bevestigt derhalve de eerste twee woorden "Ik geloof". Geloven is "Amen" zeggen tegen de woorden, de beloften, de geboden van God, het is volkomen vertrouwen op Hem die het "Amen" is van de oneindige liefde en de volmaakte trouw. Het christelijk leven van iedere dag zal dan het "Amen" zijn op het "Ik geloof" van de geloofsbelijdenis van ons Doopsel:
Laat de geloofsbelijdenis voor u als een spiegel zijn. Bekijk uzelf, of u alles gelooft, wat u belijdt te geloven, en verheug u iedere dag om uw geloof. H. Augustinus, Preken, Sermones. 58,11,13, vert. uit Lat.
Alinea's in de marge van alinea 1064
In verschillende levensomstandigheden wordt van de christen gevraagd beloften te doen aan God. In het doopsel en het vormsel, het huwelijk en het wijdingssacrament liggen steeds beloften vervat. Uit persoonlijke devotie kan een christen ook aan God de belofte doen, een bepaalde daad, een gebed, een aalmoes of een bedevaart te zullen verrichten. De trouw aan de belofte, aan God gedaan, is een teken van de eerbied die men aan de goddelijke majesteit verschuldigd is en van de liefde jegens de getrouwe God.
Laten wij, zoals op de dag van ons Doopsel, toen heel ons leven "aan de beginselen van de leer" (Rom. 6, 17) werd toevertrouwd. het symbolum van ons leven schenkend geloof ontvangen. Het gelovig bidden van het Credo betekent in contact treden met God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, het betekent ook in contact treden met heel de Kerk die ons het geloof overlevert en waarbinnen wij geloven.
"Deze geloofsbelijdenis is het geestelijk zegel, het is de overdenking van ons hart en de voortdurend aanwezige hoedster, het is stellig de schat van onze ziel". H. Ambrosius van Milaan, Explanatio Symboli. 1, vert. uit Lat.
© 1997, Libreria Editrice Vaticana
waarin verwerkt niet officiële aanpassing aan de "editio typica"